Traag en op haar hoede maakt ze de deuren open. Weg… alle kleding en schoenen van haar dochter zijn verdwenen… het voelt alsof haar hart uit haar lijf wordt gerukt, de kast is leeg. Niets in de kamer wijst er nog op dat daar ooit een klein meisje heeft gewoond, daar heeft gespeeld, haar dromen heeft gedroomd, verdrietig en gelukkig is geweest. Hoe heeft hij dit kunnen doen zonder enig overleg met haar, zomaar alles uitgewist alsof hun dochter nooit heeft bestaan. Het voelt als een groot verraad.
Woedend loopt ze naar de huiskamer, die is al net zo stil en verlaten. Trillend van boosheid en onmacht loopt ze door naar de slaapkamer. Aarzelend pakt ze de deurklink, die voelt net zo koud en kil als de rest van het huis. Ze probeert zichzelf onder controle te krijgen, haalt even diep adem om dan uiteindelijk de deur te openen. Haar man zit op de rand van het bed, ze wil hem pijn doen tot op het bot zoals hij haar pijn heeft gedaan. Maar bij de aanblik van zijn trieste ogen en magere ingevallen gezicht verdwijnt deze drang . De scherpe woorden waarmee ze hem neer wilde sabelen blijven steken in haar keel. In plaats daarvan weet ze met een hese stem van emotie uit te brengen, 'waar was je, ze zeiden dat je me om elf uur op zou halen?' 'Sorry Ellen …. Maar ik voel me ontzettend ellendig, ik weet niet wat er aan mankeert maar ik ben hondsberoerd.
Ik wilde je écht ophalen maar ik kon m’n bed niet uitkomen, zó ziek. Ik ben geloof ik weer in slaap gevallen anders had ik je natuurlijk wel even gebeld.' Haar gevoelens nemen weer een loopje met haar, boos omdat hij zo over haar gevoel heen walst, zo bezorgt is ze als ze naar zijn magere lichaam kijkt. Hij heeft het misschien wel nét zo zwaar gehad als zijzelf realiseert ze zich nu. Gevoelens van wantrouwen, ongeloof, haat, liefde,medelijden en verraad wisselen elkaar in snel tempo af, tot een gevoel van medelijden uiteindelijk de overhand krijgt.
Dan ziet ze de volle nog smeulende asbak en ze kijkt hem vragend aan.
Gealarmeerd door haar stille argwanende en verwijtende blik probeert hij het
gesprek een andere wending te geven… 'Wat is er met je been?' en hij wijst naar
haar ingezwachtelde enkel. 'O… niets ernstigs, ik heb me verstapt,' zegt ze zo
nonchalant mogelijk terwijl haar ogen de waterdruppel volgen die zich langzaam
losmaakt uit zijn donkere borsthaar en zich traag een weg baant via zijn nog
steeds gespierde buik naar de handdoek die hij om zijn middel heeft.
Hij is een
mooie man, altijd al geweest maar dat was niet de reden dat ze ooit op hem
gevallen is. Hij had humor, was intelligent en wist altijd de juiste woorden te
vinden om haar aan het lachen te brengen en gelukkig te maken. Nu snijden zijn
woorden vaak dwars door haar ziel en valt er niets meer te lachen. Het ongeluk
heeft hen beiden zwaar beschadigd en een verwijdering teweeg gebracht die maar
met moeite te overbruggen lijkt. Schuldgevoelens en verwijten over en weer waren
de oorzaak van de verwijdering. Zij kon niet accepteren dat Kim er niet meer
was, ze wilde haar dochter niet loslaten en werd een gevangene in hun huis. Hij
ging maar door, wilde zo snel mogelijk vergeten, vluchtte in zijn werk en gaf
geen gehoor aan zijn verdriet, en zeker niet aan dat van haar. Ze zijn elkaar
ergens in het midden kwijtgeraakt.
De paniek die hij voelt opkomen omdat ze hem niet in vertrouwen neemt over wat er zich voor de kliniek heeft afgespeeld wordt weggenomen door de plotseling tedere blik in haar ogen. 'Heb je koorts, wil je misschien iets drinken?' Vraagt ze als ze bezorgt een hand op zijn voorhoofd legt. Hij voelt dat hij terrein aan het winnen is en hij kan maar met moeite een gevoel van triomf onderdrukken. Snel draait hij zijn smalende gezicht weg om haar meteen daarna weer met een zielige blik aan te staren… 'Nee, ik denk dat ik nog maar even ga liggen, misschien dat ik daar wel van opknap.' Als hij het dekbed openslaat valt het witleren boekje op de grond. Beiden staren ze ernaar alsof dit het enige object van belang in deze slaapkamer is. De stilte die erop volgt is om te snijden. Ellen is de eerste die hem verbreekt, ze bukt zich om het boekje op te rapen en streelt de vlinders die op het witte leer geborduurd zijn. Haar ogen worden vochtig en haar gezicht krijgt een gelukzalige glans. 'Godzijdank,' mompelt ze, 'ik dacht al dat we alles kwijt waren maar je hebt gelukkig het allerbelangrijkste bewaard.'
Een geluk bij een ongeluk
denkt hij als hij naar haar intens gelukkige gezicht kijkt, het geeft hem een
onverwachte adempauze. Het poëziealbum van haar dochter neemt al haar aandacht
in beslag en ze lijkt hem compleet vergeten. Ze slaat het boekje open en met een
glimlach rond haar mond loopt ze al lezend de slaapkamer uit hem verbouwereerd
achterlatend. Met haar terug gevonden schat loopt ze de huiskamer in en neemt
plaats op de bank. Ieder versje of gedichtje leest ze wel twee keer over, en
liefdevol slaat ze de bladzijden om. Tot ze bij het versje komt dat hij voor
haar heeft geschreven… Lieve kim… ze is weer terug op aarde en de harde
realiteit komt nu dubbel en dwars bij haar binnen.
Ze kan en wil de tekst niet
lezen en een misselijkmakend gevoel overvalt haar. Snel klapt ze het album dicht
en legt het op tafel naast een stapel nog ongeopende post. Het blijken vooral
onbetaalde rekeningen, aanmaningen en bankafschriften. De schrik slaat haar om
het hart als ze ziet dat haar niet geringe spaarrekening systematisch is
geplunderd. Dan ziet ze een brief tussen de stapel uitsteken die haar aandacht
trekt. Hij is aan haar man gericht en er staat vertrouwelijk op. Zal ze… het
druist tegen al haar normen en waarden in maar haar wantrouwen is niet meer te
onderdrukken. Het blijkt een hoge levensverzekering op haar naam en haar man is
de begunstigde. Dan hoort ze dat er iets van tafel wordt geschoven en met een
klap op de grond terecht komt. Naast de tafel ligt het opengeslagen poëziealbum
… de bladzijde met het door haar man geschreven versje is er uitgescheurd en
ligt er verfrommelt naast.
Copyright © Ingrid Punt Juni 2011
Deel 11 >>>KLIK<<<
Geen opmerkingen:
Een reactie posten