Blogarchief

maandag 31 oktober 2011

Het waait wel over...


Het waait wel over

Ze staat in het midden van haar kamer, het voelt vertrouwd en toch ook weer niet, haar spullen liggen niet zoals ze het gewend is.

Alles is nog hetzelfde dat wel, de blank gebeitste kasten, de houten vloer met daarop het wit wollen tapijt, haar bed met de sprei met roosjes, haar bureau, haar boeken, het raam met uitzicht op haar geliefde duinen. Kortom, alles is er nog op de 2 pluchen beertjes na die altijd op haar kussens zitten, en ze mist de rommel, háár rommel.
Dat gaat wel weer een paar dagen duren voor ze alles weer op z’n plek heeft.

Ze lacht, de opruimwoede van haar moeder heeft weer toegeslagen.
Haar kamer is altijd een grote puinhoop... als ze haar moeder moet geloven tenminste, zelf noemt ze het liever een geordende puinhoop en weet ze altijd alles feilloos terug te vinden.
Opgeruimd... dat is het woord dat haar te binnen schiet als ze aan haar moeder denkt,
Ach ze bedoelt het goed en dat opgeruimde slaat gelukkig ook op haar karakter, altijd vrolijk en optimistisch, in dat laatste lijken ze gelukkig wél op elkaar.

Ze loopt de trap af en ziet ze haar moeder voor het keukenraam staan, haar ogen staan triest,
het lijkt wel of ze op iemand wacht. De visite komt toch meestal pas 's middags.
Als ze opschiet kan ze nog wel even richting strand fietsen.
Terwijl ze naar het dressoir loopt wordt haar blik gevangen door de foto die daar staat.
Het is een foto van haarzelf, gemaakt op haar zeventiende verjaardag, nu precies een jaar geleden.
Ze bekijkt de foto alsof ze die voor het eerst ziet. Een meisje met lang golvend donkerblond haar en blozende wangen lacht haar toe. Haar vader maakte de foto net op het moment dat ze zo moest lachen om de gekke bekken van haar broer, aan het ontbijt deed hij haar na. Nou vooruit, deze mogen ze wel laten staan, de foto is wat haar betreft goedgekeurd.
Ze grist haar fietssleuteltje van het dressoir en loopt naar de buitendeur. 'Haar moeder staat nog steeds met holle blik door het keukenraam te staren. "Ma ... ik ga..." ze trekt de deur achter zich dicht en kijkt naar de donkere wolken die overdrijven. Ze zal op moeten schieten wil ze vóór de bui terug zijn, ach, misschien waait het wel over zoals zo vaak gebeurt op het eiland.

Als ze de straat uitfietst rijdt ze langs het fietsverhuurbedrijf waar haar broer soms helpt, hij staat buiten een sigaretje te roken, hij ziet er net zo somber uit als het weer. Nooit geweten dat hij rookte, ze roept hem maar haar stem verdwijnt in de wind.

Ze trapt nu flink door maar haar fiets kraakt en piept aan alle kanten en het is net of er een slag in haar voorwiel zit, ze kan vanavond vragen of haar broer er eens naar wil kijken, of binnenkort toch maar eens denken aan een nieuw exemplaar.
De wind begint nu flink aan te wakkeren en ze komt haast niet vooruit, "natuurlijk, altijd wind tegen, het zal niet."

Wat een verschil met haar vorige verjaardag, het was een snikhete dag. Ze besloot toen zelfs nog even met haar vriendin naar het strand te fietsen voor een snelle en verfrissende duik voor de visite zou komen. Haar vader en broer zouden in die tussentijd samen de feesttent vast opzetten in de achtertuin en haar moeder was druk bezig geweest met de hapjes.

Wat hadden ze gelachen die ochtend, haar vriendin fietste enkele meters voor haar, wat had ze daar op haar hoofd... "m’n bikinibroek!"... gilde ze tegen de wind in , "dat scheelt met die warmte... dan heb ik tenminste geen zonnesteek vanavond," haar donkere haren staken aan weerszijden uit de pijpen, het was géén gezicht, ze leek wel een vogelverschrikker. Ze kenden elkaar al vanaf de lagere school en waren sindsdien onafscheidelijk, en samen hadden ze altijd de grootste lol.

Haar aandacht werd getrokken door een meeuw die langs het fietspad op een paaltje zat, hij keek haar met z’n kleine kraaloogjes onderzoekend aan. Hij deed haar denken aan de meeuw die ze als klein meisje in de voortuin had gevonden, meer dood dan levend. Ze had hem met liefde verzorgd, maar het mocht niet baten, na een paar dagen stierf hij alsnog in haar handen, zoiets zou haar nooit meer overkomen besloot ze toen... sindsdien wilde ze dierenarts worden. En die droom ging ze zéker waarmaken. Haar gemijmer werd verstoord door de stem van haar vriendin... "zeg jarige, zou je niet eens doorfietsen, anders kunnen we die duik wel vergeten vandaag." Ja, het was een mooie gelukkige, onbezorgde en zonnige dag, die zeventiende verjaardag.

De donkere wolken worden nu alsmaar groter, ze rilt, ze had haar jack aan moeten doen. Nog even doorfietsen en dan is ze bij haar eigenlijke doel, het strand ligt nog een stuk verder.
Ze hoort de meeuwen boven haar hoofd krijsen, ze houd van dat geluid. Sinds ze zich kan herinneren werd ze ‘s morgens door dat geluid gewekt en met een beetje fantasie leek het wel of ze lachten. Ze kijkt langs het fietspad, het staat weer vol met klaprozen, als het droog blijft zal ze op de terugweg een bosje plukken voor haar moeder, misschien vrolijkt haar dat wat op, ze is de laatste tijd zó triest.

Haar moeder is gek op klaprozen, dus zo nu en dan plukt ze een bosje voor haar.
Ze vergeet nooit het eerste bosje dat ze voor haar moeder had geplukt, ze zal een jaar of vier zijn geweest, 'kijk mama, zelf geplukt," (gek dat het haar nog zo helder voor de geest staat), het kwam waarschijnlijk door de reactie van haar moeder. Ze begon te stralen en pakte haar beet, "hier lieverd, voor elke klaproos krijg jij een klapzoen" en ze begon haar te kietelen en te overladen met smakkende geluiden. Ja ze wist het nu zeker, ze moest straks maar een bosje plukken.

Het begint te spetteren, na de scherpe bocht is ze bij haar bestemming aangekomen Ze stapt af en zet haar fiets tegen het hek. Ze loopt naar het paaltje waar verleden jaar die meeuw haar nog zo onderzoekend had aangekeken, De meeuw heeft plaats gemaakt voor twee pluchen beertjes. Ze knielt en ziet een bosje klaprozen liggen met een rood lint omwikkelt ... "voor elke klaproos een klapzoen" ... lijkt de wind te zeggen. Achttien telt ze snel, het zijn er achttien. Ze kijkt naar het plastic dat aan het paaltje is bevestigd met daar achter een foto, ze probeert de tekst te lezen die er onder op het kaartje staat….

"Een roos als symbool,
vertelt ons van 't leven.
De één is er lang,
De ander maar even."

Nadat ze het zand en de druppels van het plastic weg heeft geveegd staart ze naar háár foto, dezelfde foto die ze net thuis zo kritisch heeft bekeken. Achttien... ze zou vandaag haar achttiende verjaardag vieren als die man niet had gedronken, niet tóch achter het stuur was gekropen en niet nét op dat moment dat ze voorbij fietste de macht over het stuur verloor.
Ze hoort weer het krijsen van de meeuwen, de wind is gaan liggen en de zon probeert er doorheen te komen.

De bui is overgewaaid... zoals zo vaak gebeurt op het eiland.

© Ingrid Punt 2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten