Ze drukt haar handen tegen haar oren. ‘Rot joch, het
is allemaal jouw schuld, was je maar nooit geboren.’
Het monster op de etage
boven haar is weer bezig. Zo’n anderhalf jaar geleden kwam Loes met haar zoontje
Mees bij haar in de flat wonen. In de eerste instantie had ze medelijden met de
alleenstaande moeder gehad. De verhalen over haar ex-man waren verschrikkelijk.
Er was toen nog geen enkele aanleiding geweest om aan haar vreselijke verhalen
te twijfelen. Tot ze de leugens en de agressieve valse trekjes van Loes
doorkreeg. Kon ze er eerst de vinger er niet op leggen, na verloop van tijd
viel het haar op hoe Loes zichzelf continu tegensprak en erg onberekenbaar en
labiel was. Als ze elkaar in het trappenhuis tegen komen lacht Loes vriendelijk,
maar Diana weet beter. De bange, veel te wijze ogen van Mees laten haar niet meer
los.
Natuurlijk belt ze de politie, en die komen ook wel.
Maar tegen de tijd dat ze arriveren is er geen vuiltje meer aan de lucht. Nadat
ze de valse leugens van dat serpent hebben aangehoord gaan ze weer weg. Mees
speelt onder dwang het toneelstuk mee. Onhandig, van de trap gevallen, of
gevochten op het speelplein. Geloofwaardige smoezen te over. Mees is nu eenmaal
een wildebras, ‘tja, een gezonde jongen hé?’ Verschillende instanties heeft ze al
ingeschakeld. Van de huisarts tot de kinderbescherming aan toe. De huisarts had
haar zelfs aangekeken met een gezicht van –mens, je bent zelf niet wijs- Ja, Loes kan geweldig toneelspelen en draait alle zorg en hulpverleners om haar vinger.
Bij de andere buren hoeft ze ook niet aan te kloppen voor hulp. De andere naaste buren
werken op het tijdstip dat Loes de kolder krijgt, en de oude buurvrouw pal naast
haar is stokdoof. Er waren zelfs een keer twee dames van de kinderbescherming langs
geweest voor een gesprek. Na en kop koffie en gezellig gekeuvel waren ze weer
vertrokken. Ze heeft ze niet meer terug gezien.
Loes is uitermate sluw. Slaan doet ze op plekken die
goed verborgen blijven en Mees is goed geïndoctrineerd Verder heeft hij ook
niemand op wie hij terug kan vallen. Loes heeft de vader van Mees al lang geleden
buiten spel gezet. Met haar valse leugens heeft ze er zelfs voor gezorgd dat
hem een straatverbod is opgelegd. Hoe hij achteraf ook had geprobeerd om hier
nog verandering in te brengen, niets mocht baten. Hij wil graag helpen, maar
staat ook volkomen machteloos. Loes heeft hem niet alleen het leven zuur
gemaakt, maar hem ook zijn kind ontnomen. Diana heeft inmiddels zelf ook al
lang door dat ze niet de zielige, misleide en achtergelaten moeder is die ze
iedereen wil doen geloven. Loes is gewoon gestoord, en niet zo’n beetje ook.
Er klinkt weer gestommel boven haar hoofd.
Klets,klets, klinkt het luid, gevolgd door gesmoorde snikken. Ze voelt zich
boos en machteloos. Aangezien ze het niet nog erger wil maken voor Mees moet ze
voorzichtig te werk gaan. Meerdere malen heeft ze getracht het te doorbreken
door op dit soort momenten naar boven te gaan. Gewoon aanbellen voor iets
onzinnigs.
‘Hai Loes, ach, ik kom er net achter dat de suiker op is, heb jij
misschien een kopje?’en nog meer van dat soort armzalige, kortstondige oplossingen.
Loes doet dan open met een verhit gezicht en een idiote blik in haar ogen. Na
haar het gevraagde overhandigd te hebben, is ze gelukkig wat afgekoeld en de
rust daarna snel weergekeerd.
Ze heeft geprobeerd haar vertrouwen te winnen en
daarna geconfronteerd met haar onaanvaardbare gedrag tegenover Mees, maar
desondanks begrip getoond voor haar situatie.
‘De scheiding is nog niet zo lang
geleden, en dat gaat je natuurlijk niet in de koude kleren zitten,’ hoort ze
zichzelf nog op een haast, misselijk makende begrijpende toon zeggen. Ze heeft
haar hulp aangeboden wat Mees betreft en voorgesteld om hem zo nu en dan mee te
nemen naar de dierentuin. Simpelweg om hen beiden wat lucht te geven. Gelukkig
had ze hier na een korte periode mee ingestemd. Een slimme zet, want Mees geniet
zichtbaar van die korte uitstapjes en kan weer even kind zijn. De mishandelingen
gaan helaas onverminderd door.
Wanneer ze de volgende dag in haar achtertuin de was
ophangt voelt ze zich bespied. Ze draait zich plotseling om en ziet het jochie snel
vanachter de schutting wegschieten.
‘Hallo, Mees, kom maar hoor, ik heb je wel gezien.’
Schoorvoetend en met zijn hoofd gebogen komt hij op haar toe gelopen.
‘Moet jij
niet naar school?’ oppert ze voorzichtig. Mees krijgt een kleur en schudt
heftig zijn hoofd.
‘Ik ben ziek’ zegt hij met een benepen stemmetje.
‘Maar wat
heb je dan man... koorts?’Ze legt haar hand voorzichtig op zijn voorhoofd.
‘Nee,
ik heb een beetje buikpijn.’
'Oh, maar hoor je dan niet in bed te liggen?’
’Nee,
mama moest weg, en ik mocht niet alleen thuisblijven.’ Ze is met stomheid geslagen.
‘Waar is mama dan naartoe?’ Het jochie haalt zijn schouders op.
‘Weet je wat
man, ga jij maar lekker binnen op de bank liggen dan zet ik een lekker kopje
thee voor je. Dan gaat je buikpijn vast wel over.’
Ze ziet zijn ogen oplichten
voor hij blij naar binnen huppelt. Als ze hem later een kop thee geeft vraagt
ze of ze even naar zijn pijnlijke buik mag kijken. Met grote geschrokken ogen
kijkt hij haar aan. Het weerhoud haar niet om voorzichtig zijn shirt omhoog te
trekken. De rode striemen liggen dik op zijn bleke huid.
‘Verd… sist ze’
‘Niets
tegen mama zeggen hoor,’smeekt Mees haar.
‘Hoe komt dat?’vraagt ze hem aangedaan.
‘Het was echt mijn eigen schuld Diana, ik wilde mijn bord niet leegeten.’
‘Maar
niets zeggen alsjeblieft, anders moet ik vannacht weer op zolder slapen, en
daar is het zo donker.’ Dan begint hij onbedaarlijk te huilen.
‘Ik wil naar
papa.’
Haar mond valt open, maar ze weet niets zinnigs te antwoorden. Ze hoeft
van niemand nog hulp te verwachten, en zal zelf een oplossing moeten bedenken. Alleen
zij kan Mees redden.
Nadat hij zijn thee heeft opgedronken slaat ze een
deken over hem heen en blijft naast hem zitten tot hij rustig wordt en hij in een
diepe slaap is gevallen. Voorzichtig strijkt ze een donkere lok van zijn
voorhoofd. Wat moet ze doen, ze staat er alleen voor. Ze weet nog niet hoe ze
het aan gaat pakken, maar er moet snel iets gebeuren. De jongen nog langer
onder de hoede van zijn gestoorde moeder laten zou vandaag of morgen nog zijn
dood kunnen worden. Nee, ze moet het slim aanpakken. Uiteindelijk weet ze Loes te
strikken om een keer met haar en Mees mee te gaan naar de Dierentuin. Na veel tegenstribbelen stemt ze uiteindelijk toe...
'Ach, waarom ook niet.'
'Ach, waarom ook niet.'
Loes en Mees
verschijnen exact op het afgesproken tijdstip en Loes lijkt in opperbeste
stemming. Dat valt mee. Maar dat dit zomaar ineens om kan slaan weet Diana als
geen ander. Na een bezoek aan het aquarium zijn de apen aan de beurt en Mees
geniet zichtbaar. ‘Mees is dol op de leeuwen weet je dat?’ probeert Diana nadat
ze bij de apen vandaan komen enthousiast, zullen we daar even gaan kijken?’ Ja,
roept Mees verrukt en klapt van opwinding in zijn handen. Loes kijkt eerst geïrriteerd naar de jongen en dan twijfelend op haar horloge alsof ze niet veel
tijd meer heeft, maar knikt dan toch instemmend. Haar ogen staan ineens vreemd,
en Diana’s vermoeden dat er niet veel meer nodig is om haar uitgelaten stemming
te doen omslaan wordt al snel bewaarheid. Wanneer Mees een ijsje
vraagt, slaat ze hem met vlakke hand hard in het gezicht. Er verschijnt al snel
een vurig, rode afruk op zijn wang en de ogen van Mees schieten vol tranen,
maar hij weet zich te vermannen.
'Wat doe jij nu , vraagt Diana met trillende stem,
terwijl ze haar woede probeert te onderdrukken. Het liefst had ze Loes bij de
keel gegrepen en door elkaar gerammeld, maar de trieste ogen van Mees
weerhouden haar daarvan. Ze moet kalm zien te blijven voor de jongen.
‘Hij weet
toch dat ik geen geld voor dat soort onbenulligheden heb,' zegt Loes met een pruillip, en de
waanzin in haar ogen neemt toe.
‘Vind je het dan goed als ik hem op een ijsje
trakteer?‘ Het gezicht van
Loes trekt in een rare grimas en Diana vreest het ergste. Maar na weer een
korte aarzeling zegt ze, ‘Nou, oké dan, als jij betaald.’ en haar ogen
glinsteren koortsig. Diana geeft Mees wat geld en Mees rent alsof de duivel hem
op de hielen zit naar de snoepkiosk.
Het is stil
bij de Leeuwenkuil. De zeeleeuwen worden op dit tijdstip gevoederd en
dat trekt uiteraard veel publiek. De Leeuwen zijn nog niet aan de beurt en zien
er behoorlijk hongerig uit. De grootste van hen spert onder luid gebrul zijn muil
open waarna hij hen loom aankijkt. Loes knijpt haar ogen tot spleetjes en ze
krijgt dezelfde blik in haar ogen als het roofdier. Ze staren elkaar
minutenlang aan en Loes lijkt meer op een roofdier dan de leeuw zelf. Het bezorgt Diana kippenvel en ze krijgt een angstig voorgevoel.
Na enige tijd draait Loes verward haar ogen weg en geeft te kennen totaal niet te begrijpen wat dat stomme joch zo aantrekt in die stomme beesten. Mees is nog steeds in geen velden of wegen te bekennen. Dan volgt er een klaagzang over haar zoon, Mees luistert niet, Mees is dwars, Mees is wordt net zo’n varken als zijn vader, maar daar zal ze een stokje voor steken. Diana ziet de lippen van Loes bewegen maar al het gif en venijn dat er uitkomt ontgaat haar. Haar aandacht is bij de tas van Loes die gevaarlijk dicht bij de rand van de stenen balustrade staat.
Na enige tijd draait Loes verward haar ogen weg en geeft te kennen totaal niet te begrijpen wat dat stomme joch zo aantrekt in die stomme beesten. Mees is nog steeds in geen velden of wegen te bekennen. Dan volgt er een klaagzang over haar zoon, Mees luistert niet, Mees is dwars, Mees is wordt net zo’n varken als zijn vader, maar daar zal ze een stokje voor steken. Diana ziet de lippen van Loes bewegen maar al het gif en venijn dat er uitkomt ontgaat haar. Haar aandacht is bij de tas van Loes die gevaarlijk dicht bij de rand van de stenen balustrade staat.
Als in een
flits schiet het door haar hoofd. Een ongeluk, niemand hoeft het te weten. De
ultieme oplossing…zou ze?... De leeuw geeft nogmaals een gevaarlijke brul en
dit brengt haar weer bij haar positieven. Hoe kan ze zoiets denken. Maar voordat
ze is bekomen van haar moordlustige gedachte, stoot Loes per ongeluk tegen de tas
die daardoor over de balustrade heen schiet. En dan doet Loes iets wat typerend
voor haar is. Totaal geen medemenselijkheid, maar haar spullen zijn haar
heilig.
Vanaf dat moment lijkt alles in een sneltreinvaart
te gaan. Loes klimt half over de balustrade en probeert haar handtas uit de
kruin van de boom te hengelen, die onder de balustrade in de leeuwenkuil staat.
Daarbij gevaarlijk ver voorover leunend. Diana staat als versteend, en dan
gebeurt het.
In slow motion ziet ze Loes uit één van haar pumps glippen en
voorover over de stenen omheining schieten. Vol afgrijzen hoort ze -nog steeds
als aan de grond genageld- het gekraak van de brekende takken en de doffe klap
waarmee het lichaam van Loes de zandgrond raakt. Het gevaarlijke gebrul en gegrom van
de hongerige toegesnelde leeuwen beletten haar te kijken. Dan hoort ze plotseling
een vrouw huiveringwekkend gillen, ze blijkt het zelf te zijn. Op haar oorverdovende
gekrijs komen de mensen van alle kanten aangerend. De paniek en blikken vol afgrijzen van
het toegesnelde publiek doen het ergste vermoeden. Met een wild bonzend hart
durft ze uiteindelijk over de balustrade te kijken. Het ontzielde lichaam van Loes ligt half
verscholen achter een rots. Althans, wat er van over is. In haar hand doet haar
met bloed besmeurde tas het ergste vermoeden. De toegesnelde oppassers kunnen
niet meer doen dan de leeuwen terug jagen naar het binnenverblijf. Alle hulp
blijkt te laat voor Loes.
Een dom ongeluk, tenminste, dat is wat Diana
zichzelf al die jaren heeft wijsgemaakt wat er is gebeurt. De exacte toedracht
is nooit achterhaald en na verloop van tijd begon ze er zelf in te geloven. Het
werd haar waarheid.
‘Mag ik nog een koekje pakken voor onderweg?’ De
stem van Mees doet haar opschrikken uit haar gemijmer. De jongen komt haar van
tijd tot tijd nog steeds samen met zijn vader een bezoek brengen. ‘Vraag maar
aan papa,’ zegt Diana quasi streng. ‘Nou vooruit, ééntje dan, want anders eet
je straks niet. Kom Mees, zeg Diana eens gedag.’ Mees klemt zijn armen strak om
haar nek en geeft haar een smakkende zoen. ‘Dag Diana, tot de volgende keer.’Ze
slikt de nare herinneringen weg en zwaait het jochie na, die huppelend aan de
hand van zijn vader de straat uitloopt. ‘Dag Mees, tot de volgende keer. Ze
zucht…ja, alleen zij kon Mees redden.
© Copyright Ingrid Punt februari 2013
Een verhaal als een 'schuurpapiertje', Ingrid... Goed geschreven!
BeantwoordenVerwijderen